Het onderdak
Het onderdak beschermt de isolatie tegen regen en sneeuw, het moet dus waterdicht zijn. Het onderdak kan het dak ook winddicht maken. Winddichte onderdaken vergroten de isolatiewaarde van het dak.
Als u op zolder de onderzijde van de dakpannen kunt zien, dan is er nog geen onderdak.
De isolatielaag
Het isolatiemateriaal moet de ruimte tussen de kepers en het onderdak volledig opvullen. Bij een bestaand dak is isolatiewol (bv.: houtwol, glaswol of rotswol) het makkelijkst te plaatsen. Een ideale isolatiedikte begint vanaf 15 cm. Als u kepers van 6 cm hebt, kunt u ze verhogen door er een keper van 7 cm bovenop te schroeven. Om koudebruggen te vermijden, komen de nieuwe kepers best dwars op de bestaande kepers. Zo komt voor elke keper een stuk isolatiemateriaal, wat veel gunstiger is. Bij hoge kepers (15 tot 20 cm) kan de volledige ruimte tussen de kepers opgevuld worden.
Het dampscherm
Eens de isolatie gesplaatst is, brengt u een dampscherm aan. Dat maakt de isolatie luchtdicht en vermijdt binnendringen van damp, die in de isolatie kan condenseren. Vocht verlaagt de isolerende waarde. Het dampscherm mag nergens onderbroken zijn: kleef elk spleetje dicht met speciale kleefband.
Sommige isolatie is al voorzien van een dampscherm, in dat geval is een extra dampscherm overbodig.